
woensdag 22 april 2009
Ik heb je lief ( Gedicht )
Ik heb je lief. Men kan het niet, nooit helpen.
Jij bent de aarde en wat daarbij is.
Ik leef niet meer. Ik leef van je gemis.
Ik ben een wond. Ik ben niet meer te stelpen.
Jij bent hier niet, ik ben hier niet, waar leef ik,
waar leef jij? Wij weten niet wat er gebeurt.
Wij hebben ons beste leven verbeurd.
Alles is geweest. En wat nu, wat geef ik?
Ik schijf mijn woorden met lichaam en handen,
spreek met een stem die aan mij kapotgaat.
Ik ben die liefde en ik ben die haat
en jij bent die ik ben. Liefste, wij branden
verschrikkelijk in onze arme staat.
Er is haast niets meer dat ons leven laat.
Hans Andreus
Jij bent de aarde en wat daarbij is.
Ik leef niet meer. Ik leef van je gemis.
Ik ben een wond. Ik ben niet meer te stelpen.
Jij bent hier niet, ik ben hier niet, waar leef ik,
waar leef jij? Wij weten niet wat er gebeurt.
Wij hebben ons beste leven verbeurd.
Alles is geweest. En wat nu, wat geef ik?
Ik schijf mijn woorden met lichaam en handen,
spreek met een stem die aan mij kapotgaat.
Ik ben die liefde en ik ben die haat
en jij bent die ik ben. Liefste, wij branden
verschrikkelijk in onze arme staat.
Er is haast niets meer dat ons leven laat.
Hans Andreus
maandag 20 april 2009
Waar zijn wij? ( Gedicht )
Blind geloof, stof en vorm- dat, liefste, zijn wij.
Maar ach, niet blind meer, de vorm bijna onvindbaar.
Hand, wil je houvast? Wie leert je geduld, hand?
Liefde werd ons een mirakel van pijn,
maar meer pijn dan wonder
Waar dan, waar zijn wij?
Geen hardheid meer want hardheid vernielt ons.
Geen zachtheid meer want zachtheid verschuilt zich.
Slapen wij, slapen wij nog bedroeft,
morgen misschien met de wil van het dagen
dagen wij.
Hans Andreus
Maar ach, niet blind meer, de vorm bijna onvindbaar.
Hand, wil je houvast? Wie leert je geduld, hand?
Liefde werd ons een mirakel van pijn,
maar meer pijn dan wonder
Waar dan, waar zijn wij?
Geen hardheid meer want hardheid vernielt ons.
Geen zachtheid meer want zachtheid verschuilt zich.
Slapen wij, slapen wij nog bedroeft,
morgen misschien met de wil van het dagen
dagen wij.
Hans Andreus
zondag 12 april 2009
Leegte ( Gedicht )
Ik treur de leegte, lief
want zo even
waren kamers nog
alsof wij samenbleven
je bracht
bloemen
bewogen fotoos
hoe je lacht
ontklede geur
in bed
een verlaten
gelippenstifte sigaret
struikel wankel
over sporen
en denk je moedig
in de gang te horen
teneinde
dronken onder dons
eenzaam lig
ik onderons
Boudewijn Buch
want zo even
waren kamers nog
alsof wij samenbleven
je bracht
bloemen
bewogen fotoos
hoe je lacht
ontklede geur
in bed
een verlaten
gelippenstifte sigaret
struikel wankel
over sporen
en denk je moedig
in de gang te horen
teneinde
dronken onder dons
eenzaam lig
ik onderons
Boudewijn Buch
zaterdag 11 april 2009
Warmte ( Gedicht )
Ik wil in je warmte slapen
ik wil je verstaan in de nacht.
als ik in mijn slaap naar je luister.
Mijn woorden zijn simpel als dieren,
als dieren gaan ze naar je toe
of kijken naar je uit de verte.
Maar ik wil dichtbij je slapen,
ik wil in je warmte slapen.
Mijn voorhoofd is moe en mijn ogen-
en mijn gedachten zijn stenen,
die zwaar wegen op mijn lichaam.
Ik wil in je warmte slapen,
het leven alleen is te koud.
Hans Andreus
ik wil je verstaan in de nacht.
als ik in mijn slaap naar je luister.
Mijn woorden zijn simpel als dieren,
als dieren gaan ze naar je toe
of kijken naar je uit de verte.
Maar ik wil dichtbij je slapen,
ik wil in je warmte slapen.
Mijn voorhoofd is moe en mijn ogen-
en mijn gedachten zijn stenen,
die zwaar wegen op mijn lichaam.
Ik wil in je warmte slapen,
het leven alleen is te koud.
Hans Andreus
woensdag 8 april 2009
Vannacht ( Gedicht )
Vannacht
ben ik van steen gemaakt
de regen heeft het lied geraakt
vertekening
die u begint
ik tot vers tesamen bindt
van mij bevrijd
in u herleidt-
ik tooide taal
en sliep
voltooid verleden tijd
Ik vlucht
in het lijf
van de nacht
en drink sporen
in de ochtend
zware voetstap
pijn
gedrild verslag-
ik ben verdriet
zo moet het zijn
mijn hart
het is van
regen
gesikkeld rondgaan
ik tel
de sterren uit
Boudewijn Buch
ben ik van steen gemaakt
de regen heeft het lied geraakt
vertekening
die u begint
ik tot vers tesamen bindt
van mij bevrijd
in u herleidt-
ik tooide taal
en sliep
voltooid verleden tijd
Ik vlucht
in het lijf
van de nacht
en drink sporen
in de ochtend
zware voetstap
pijn
gedrild verslag-
ik ben verdriet
zo moet het zijn
mijn hart
het is van
regen
gesikkeld rondgaan
ik tel
de sterren uit
Boudewijn Buch
dinsdag 7 april 2009
Dwars ( Gedicht )
Als je wist hoe dwars en schoorvoetend
ik je liefheb,
ook al heb ik je lief
met de zekerheid van mijn lichaam
en met een boos vertrouwen
in het goddelijke dier op mijn schouder
En als je wist hoe verlegen
ik hier naar kijk: wij twee in een kamer
passend in elkander-
en geen verstandig woord
gaat overeind staan
als de wijze spreker van de avond
En als je wist
hoe stom en dronken ik loop naar de toekomst,
gelovend-want dat moet ik wel-
in dit samengestelde teken:
De tijd nam zijn pen op en schreef het.
Hans Andreus
ik je liefheb,
ook al heb ik je lief
met de zekerheid van mijn lichaam
en met een boos vertrouwen
in het goddelijke dier op mijn schouder
En als je wist hoe verlegen
ik hier naar kijk: wij twee in een kamer
passend in elkander-
en geen verstandig woord
gaat overeind staan
als de wijze spreker van de avond
En als je wist
hoe stom en dronken ik loop naar de toekomst,
gelovend-want dat moet ik wel-
in dit samengestelde teken:
De tijd nam zijn pen op en schreef het.
Hans Andreus
Abonneren op:
Posts (Atom)